De klimaatschuit
Trekvaarten, klimaatadaptatie en ruimtelijke ontwikkeling in Zuid-Holland
More Info
expand_more
Abstract
In het project Erfgoed onthult; Trekvaarten binnen het waterverband is gekeken naar de toekomstwaarde van trekvaarten voor klimaatadaptatie. Het project richt zich specifiek op het gebied tussen de steden Leiden, Den Haag, Delft, Rotterdam en Gouda met de trekvaarten de Vliet, de Schie, de Gouwe en de Oude Rijn. Tot het jaar 900 was dit gebied grotendeels een veenmoeras. Daarna is het ontwaterd voor de landbouw. Dit leidde tot economische groei en de opkomst van de steden in de dertiende eeuw. Een neveneffect van ontwatering was bodemdaling. Bovendien werd er veel veen afgegraven voor de energievoorziening van de steden. Om het gebied droog te houden, zijn er in de middeleeuwen afwateringskanalen gegraven, zoals de Vliet en de Schie. Deze zijn in de 17e eeuw aangepast om als trekvaart tussen de steden dienst te kunnen doen.
In de toekomst zullen de waterproblemen in het gebied toenemen. Naar verwachting zullen in 2100 extreme regenbuien nog extremer worden en zullen er vaker lange periodes zonder regen zijn. Tegelijkertijd zijn er plannen om veel nieuwe huizen te bouwen. Dit alles kan leiden tot veel meer wateroverlast en grotere droogteproblemen.
In dit project is gekeken of extra tijdelijke waterberging een oplossing kan bieden voor deze problemen. Dat is zo, maar dan is er wel 34 miljoen m3 aan extra berging nodig. Voorgesteld wordt om in de verschillende polders 7,5 miljoen m3 aan nieuwe waterberging aan te leggen, vooral voor de opvang van piekbuien, en daarnaast ten oosten van Zoetermeer een Bentmeer aan te leggen met 26,5 miljoen m3 waterberging als extra bron van zoetwater tijdens droogtes. Uitgaande van twee meter verschil tussen het hoogste en het laagste waterpeil, zal het Bentmeer een oppervlakte moeten krijgen van 13,3 km2. Dit biedt uitgelezen kansen voor recreatie en natuurontwikkeling.
Om het water het Bentmeer in en uit te krijgen, zal een verbinding aangelegd moeten worden met de Rotte in het zuiden en de Oude Rijn in het noorden. Hierdoor zou een oude scheepvaartverbinding tussen de Rotte en de Oude Rijn hersteld worden. Voor de verbinding met de Oude Rijn zijn drie opties bekeken. Voor één van deze opties is een ruimtelijk schetsontwerp gemaakt. In deze optie wordt het Bentmeer verbonden met de Benthuizervaart en wordt de Benthuizervaart via een nieuw te graven vaart verbonden met de huidige Hoogeveense vaart. Deze laatste staat in verbinding met de Oude Rijn (zie de figuren 15 en 16). Langs een deel van denieuwe vaart zullen futuristische “groene” appartementen aangelegd worden met uitzicht over de polder of de vaart. Om de hoogteverschillen voor de scheepvaart niet te groot te maken, kan de Hoogeveense vaart verhoogd aangelegd worden. De appartementsgebouwen langs de vaart kunnen dan ook hoger aangelegd worden, wat ze minder kwetsbaar maakt bij overstromingen.
In alle drie de opties spelen de trekvaarten een essentiële rol voor het transport van water uit en naar het Bentmeer en voor het lozen van overtollig water uit het hele gebied op de Nieuwe Waterweg en de Noordzee. Daarnaast zijn de trekvaarten een goede insteek om de geschiedenis van het landschap te vertellen en te reflecteren op mogelijke toekomsten. Om die reden wordt voorgesteld om langs de nieuwe vaart een jaagpad aan te leggen zodat er met een trekschuit – de “Klimaatschuit” – op gevaren kan worden. Deze kan dienen als varende tentoonstellingsruimte en als locatie voor toekomstdiscussies.
De voorstellen in dit rapport zijn nog niet in detail uitgewerkt en de toekomst is onzeker. Wij kunnen echter niet wachten totdat er zekerheid is. Als we vroeg of laat grootschalige waterberging in Zuid-Holland nodig hebben, moeten we daar nu al over nadenken en snel ruimte reserveren. De kosten zullen hoog zijn, maar de kosten van inactie kunnen nog hoger zijn. Bovendien liggen er ook nieuwe kansen.