In het hedendaagse onderwijs wordt steeds meer aandacht besteed aan 21e-eeuwse vaardigheden. Ontwerpend leren is een goed middel om leerlingen 21e-eeuwse vaardigheden bij te brengen, aldus de Verkenningscommissie wetenschap en technologie primair onderwijs (2013). Om sturing te geven aan ontwerpend leren zijn de breed geformuleerde 21e-eeuwse vaardigheden door Klapwijk, Kok, Visschedijk en Holla (2017) verder gespecificeerd en aangevuld tot zeven ontwerpvaardigheden. Om te bepalen wat formatieve evaluatie van ontwerpvaardigheden oplevert, is onderzocht welke invloed het formatief evalueren van de ontwerpvaardigheid divergent denken heeft op het leerproces van leerlingen in de bovenbouw van het primair onderwijs.
Om deze vraag te beantwoorden is een casestudie opgezet binnen de context ‘Gymmen in de toekomst’, waarin leerlingen uit groep 8 van het primair onderwijs een nieuw gymspel ontwerpen in groepen van vier leerlingen. In de casestudie zijn twee interventies van formatieve evaluatie opgenomen. In de eerste interventie voorafgaand aan het brainstormen, hebben de leerlingen klassikaal de leerdoelen van de ontwerpvaardigheid verhelderd door gezamenlijk adviezen op te stellen om divergent te denken. In de tweede interventie is de brainstorm stilgelegd om te bepalen of de leerlingen aan deze succescriteria voldoen (feedback) en waar nodig het proces bij te sturen (feed forward).
Uit het onderzoek is gebleken dat de twee aangereikte werkvormen voor formatieve evaluatie de leerlingen ondersteunen bij het divergent denken. Door het opstellen succescriteria voor divergent denken in de werkvorm vaardigheid in beeld, hebben de leerlingen een gemeenschappelijke taal ontwikkeld waarmee zij de ontwerpvaardigheid divergent denken kunnen concretiseren. Uit de post-interviews blijkt dat het nadenken over de invulling van de ontwerpvaardigheid divergent denken, en het vastleggen hiervan in woord en beeld, een effectieve aanpak is om de leerdoelen voor de leerlingen te verhelderen.
De werkvorm op de goede weg? ondersteunt de leerlingen bij het bepalen van het eigen niveau ten opzichte van de gestelde succescriteria voor de vaardigheid divergent denken. De werkvorm helpt de leerlingen om te bepalen welk deel van de vaardigheid zij al beheersen en waar zij zichzelf kunnen verbeteren. Zo bleek bij het stilleggen van de brainstorm dat veel leerlingen vooral binnen één ideegroep (balspelen) aan het divergeren waren, waardoor er weinig gevarieerd werd. Bij het bepalen van de volgende stap in het leerproces van de leerling is de werkvorm minder effectief gebleken, aangezien de werkvorm voorziet in klassikale feedback die niet toegespitst is op het proces van de individuele leerling of dat van de projectgroep.
Concluderend kan worden gesteld dat het formatief evalueren van de ontwerpvaardigheid divergent denken ervoor heeft gezorgd dat de leerlingen zich beter bewust zijn van deze ontwerpvaardigheid. De leerlingen hebben een helder beeld van de vaardigheid en kunnen dat verwoorden in hun eigen taal. Daarnaast stelt het de leerlingen in staat om voor zichzelf te bepalen in welke mate zijn de vaardigheid beheersen, het helpt de leerling om te identificeren wat goed gaat en wat verbeterd kan worden. In het bepalen van een actie om het divergente denken te verbeteren ondersteunt de werkvorm in dit onderzoek onvoldoende.